Iedereen kent dat wel. Je denkt dat je een mooie, zwoele stem hebt, maar als je dan naar een opname van jezelf luistert, klink je als een bezopen walrus die in een emmer boert. Hoe kan dat?
Ten eerste ligt het uiteraard aan de kwaliteit van de opnameapparatuur. Hoe goed moderne microfoontjes in smartphones ook zijn, en hoe uitgebreid noise-cancelling software ook is, niets kan op tegen een degelijke studiomicrofoon op een statief. En die kan op zijn beurt weer niet op tegen je eigen oortjes. Daar zit al de eerste vertekening.
Veel belangrijker is een stukje biologie wat hieraan ten grondslag ligt. Als je naar jezelf luistert hoor je niet alleen wat er uit je waffel komt zetten, maar ook de trillingen die je in je hoofd teweeg brengt als je praat. Dit wordt dan weer door je hersens geïnterpreteerd als zijnde ‘jouw’ stem, terwijl de mensen om je heen het zonder die extra trillingen moeten doen.
[gv data=”uvosNz0Xq7g”][/gv]