Anders dan veel mensen denken, bestond de elektrische auto al vroeg in de negentiende eeuw. Waarom heeft de benzineauto het pleit beslecht?
Van Leonardo’s opwindmotor naar stoommachine
Duizenden jaren lang moesten mensen zich voortbewegen met de hulp van spierkracht. Hun eigen spierkracht of die van een paard of os. Vernuftige uitvindingen als zeilwagens of de opwindauto van Leonardo da Vinci, waren niet meer dan een curiositeit zonder veel praktisch nut. Totdat begin 18e eeuw de stoommachine van James Watt het licht zag.
Een stoomturbine, maar dan zonder herrie
Opeens kregen mensen door dat het mogelijk was om motoren te bouwen. De eerste echte motor was de stoommachine. Stoomlocomotieven werden al snel populair en er verschenen ook auto’s op stoom. Maar die maakten een hoop herrie.
En als Heer van Stand wilde je natuurlijk gerieflijk kunnen reizen in je Oude Schicht. Zonder dat je eerst 20 minuten de ketel moest opstoken en dan stinkend naar steenkool aankwam. Dus toen de eerste elektrische auto’s op de markt verschenen, werden deze al snel populair. Maar waarom waren er eerder elektrische auto’s dan benzineauto’s?
Elektrische auto eenvoudiger dan benzineauto
Een elektromotor zit veel simpeler in elkaar dan een benzinemotor. Je kan zelfs van twee losse gewikkelde stroomdraden die verbonden zijn aan een stroombron met wisselstroom, al een elektromotor bouwen: de inductiemotor.
Omdat het vermogen van de elektromotor continu is en makkelijker te sturen dan dat van een benzinemotor heb je ook geen koppeling nodig. Ook een versnellingsbak, motorolie en dergelijke is overbodig. Dus eigenlijk was het niet zo vreemd dat er eerder elektrische auto’s waren, dan benzineauto’s.
De allereerste modellen elektrische auto’s, onder meer van de Groningse prof Sibrandus Stratingh, reden al rond 1830 rond.
De doorbraak van de elektrische auto kwam pas echt rond 1880. Toen was de luchtband uitgevonden en ook de accu. Niet de krachtige accu’s die in elektrische fietsen worden gebruikt, maar loodaccu’s.
Uitvinder Gustave Trouvé reed met de verbijsterende snelheid van 15 km per uur door de straten van Parijs. Daarmee veroorzaakte hij een sensatie, en iedereen die er toe deed wilde een elektrische auto.
Elektrische auto’s namen snel in populariteit toe. Je kon ze thuis opladen of overal waar stroom beschikbaar was. Elektromotoren zijn stil, en vervuilen niet. Kortom, de argumenten die je ook nu hoort en waardoor veel mensen fan zijn van de elektrische auto. Het grote voordeel: je hoefde ze niet met een handslinger aan te slingeren voordat je auto kon rijden. De reden dat een elektrische auto de race door de Amerikaanse stad Philadelphia tegen een benzineauto in 1908 glansrijk won. What’s not to love?
De ondergang van de elektrische auto
Inderdaad bleven elektrische auto’s de populairste auto tot rond 1910, gevolgd door stoomauto’s. Want in die tijd kwamen er steeds betere en betaalbaarder benzinemotoren. Een ‘echte vent’ in die tijd nam een stinkende en ronkende benzinemotor. Een elektromotor werd gezien als iets voor vrouwen.
De nekslag voor de elektrische auto kwam rond 1910, toen de makers van benzineauto’s erin slaagden om met de lastige handslinger af te rekenen. Hoewel de echte macho’s deze teloorgang betreurden. Ook werd olie, de brandstof voor benzineauto’s, steeds goedkoper.
De taferelen van automobilisten die als een razende aan het slingeren waren als de brug weer open ging, waren nu voorbij. De grote voordelen van de benzineauto toentertijd, snel tanken, de grote actieradius, hoge snelheden en het hoge vermogen, betekende het einde van elektrische auto’s.
Tot begin jaren 70, met het aanbreken van de oliecrisis, zouden alleen golfkarretjes en dergelijke voertuigen een elektrische aandrijving hebben. De accu’s van nu slaan per kilo veel meer energie op dan een loodaccu. Ook zijn elektromotoren nu nog kleiner en compacter. Dit verklaart waarom elektrische auto’s, en ook elektrische fietsen, steeds populairder worden.